Volgens de kerkelijke kalender,
die veel kerken volgen wereldwijd, zijn dit de teksten die dit jaar tijdens het
advent gelezen worden:
“Toen de koning zijn intrek had genomen in het paleis en de HEER hem rust had gegeven door hem van al zijn
vijanden te verlossen, zei de koning tegen de profeet Natan: ‘Kijk nu toch! Ik
woon in een paleis van cederhout, terwijl de ark van God in een tent staat.’ ‘Doe
wat uw hart u ingeeft,’ antwoordde Natan, ‘de HEER
staat u immers terzijde.’ Maar diezelfde nacht richtte de HEER zich tot Natan: ‘Zeg tegen mijn dienaar, tegen David:
“Dit zegt de HEER: Wil jij voor
mij een huis bouwen om in te wonen? Ik heb toch nooit in een huis gewoond,
vanaf de dag dat ik de Israëlieten uit Egypte heb geleid tot nu toe! Al die
tijd trok ik rond in tent en tabernakel. Overal heb ik met de Israëlieten
rondgetrokken, en heb ik ooit aan een van de herders van Israël, die ik had
aangesteld om mijn volk te weiden, gevraagd om voor mij een huis van cederhout
te bouwen?” Welnu,
zeg tegen mijn dienaar, tegen David: “Dit zegt de HEER
van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk
Israël te leiden. Ik
heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, ik heb al je vijanden voor je
uitgeschakeld en ik heb je naam gevestigd als een van de groten der aarde. Ik heb aan mijn volk
Israël een gebied toegewezen. Daar heb ik het geplant en daar kan het nu
onbevreesd wonen. Het wordt niet langer door misdadige volken onderdrukt, zoals
toen het er pas woonde en
ik rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou heb ik rust gegeven door
je van je vijanden te verlossen. De HEER zegt je
dat hij voor jou een huis zal bouwen.” (2 Samuel 7:1-11)
“Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal
voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.” (2 Samuel 7:16)
“In de
zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een
meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling
van David. Het meisje heette Maria. Gabriël ging haar huis binnen en zei:
‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden
en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang,
Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon
baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij
zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de
Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij
koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde
komen.’ Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog
nooit gemeenschap met een man gehad.’ De engel antwoordde: ‘De heilige Geest
zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw
bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon
van God. Luister, ook je familielid
Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al
hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.’ Maria zei:
‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet
de engel haar weer alleen.” (Lucas 1:26-38)
“Maria
zei: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder: hij
heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij
voortaan gelukkig prijzen, ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam. Barmhartig is hij, van
geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert. Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich
verheven wanen, heersers
stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. Wie honger heeft
overlaadt hij met gaven, maar rijken
stuurt hij weg met lege handen. Hij
trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals hij aan onze voorouders
heeft beloofd: hij herinnert zich zijn
barmhartigheid jegens Abraham en zijn
nageslacht, tot in eeuwigheid.’” (Lucas 1:46-55)
“Een kunstig lied van de Ezrachiet
Etan. Van uw liefde, HEER, wil ik
eeuwig zingen, van uw trouw getuigen, geslacht na geslacht. Ik belijd: uw
liefde houdt eeuwig stand, uw trouw hebt u in de hemel gevestigd. ‘Ik heb met
mijn uitverkorene een verbond gesloten, aan mijn dienaar David gezworen: Uw
dynastie zal ik voor eeuwig vestigen, uw troon in stand houden, geslacht na
geslacht.’”(Psalm 89:1-4)
“Aan de HEER danken wij ons schild, aan de Heilige
van Israël onze koning. Ooit hebt u in een visioen gesproken tot uw getrouwen
en gezegd: ‘Ik heb hulp geboden aan een held, een jongen uit het volk verheven.
In David vond ik een dienaar, ik zalfde hem met heilige olie. Mijn hand geeft
hem steun, mijn arm maakt hem sterk, geen
vijand zal hem overvleugelen, geen
boosdoener hem bedwingen, zijn belagers
zal ik voor zijn ogen verslaan, zijn
haters vermorzelen. Mijn trouw en mijn liefde vergezellen hem, door mijn naam
zal hij in aanzien stijgen. Zijn linkerhand leg ik op de zee, zijn
rechterhand op de rivier.” (Psalm 89:19-26)
“Aan hem die bij machte is u kracht te geven,
overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, overeenkomstig
de onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is, maar
dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de
profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof
te brengen – aan hem, de enige, alwijze God, komt de eer toe, door Jezus
Christus, tot in eeuwigheid. Amen” (Romeinen
16:25-27)
We zijn bij de laatste
advent zondag aangekomen, de vierde zondag, van de tijd van afwachten, en, in
dubbele zin zelfs, verwachting. Maar waar wachten we nu eigenlijk op? “De
onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is,” zoals de tekst in Romeinen
het zegt. Het is erg jammer dat Kerstmis steeds meer een “Kermis” wordt, met Kerstmannen, rendieren en
cadeautjes. Het is een Coca Cola dag, een dag voor consumptie… We zien het wonder niet meer in de
zwangerschap van Maria (velen vragen zich zelfs af of het wel echt maagdelijk
was…), we verbazen ons niet meer dat er geen ruimte voor hen was in de herberg,
of de geboorte van de Baby in een stal, liggend in de kribbe. Daar kennen we
het verhaal te goed voor. We hebben liever een boom, versieringen, een mooi
cadeau…
Niets tegen hoor, daar
niet van. Er is niets fouts in de boom of cadeautjes (ja, ik heb de verhalen
ook al tientallen keren gehoord over de zogenaamde heidense oorsprong ervan,
maar ik heb hier de ruimte niet om daar allemaal op in te gaan, ik heb er zelfs
in elk geval niets tegen.) Maar we mogen
nooit vergeten dat dit niet centraal staat bij kerstmis. We hebben het de
laatste weken over Johannes de Doper gehad, al probeerde hijzelf zoveel
mogelijk uit beeld te blijven. Ja, want Johannes begreep wie er centraal moest
staan. Johannes herinnert ons er steeds weer aan. Nee, ik niet, niet mijn doop,
maar Hij, en Zijn doop! Johannes spreekt telkens van Diegene waarvan hij de
sandalen nog niet los zou mogen knopen (Jo. 1:26-27), en van Zijn doop.
En dat is het geheim dat
we tijdens de Advent afwachten. Het komen van Hem, van wie een grote profeet
als Johannes de Doper niet waardig is de sandalen te ontknopen. En gedurende
deze vierde zondag lezen we over hoe
Zijn moeder wonderlijk zwanger raakt. De Zoon des mensen, de Zoon van David
(Rm. 1:3), de Zoon van God.
Het is interessant te
lezen dat dit al aan het begin van Maria`s verhaal met de engel gezegd wordt,
dat Hij de Beloofde Zoon van David is. De David waar een paar van de andere
verzen die we gelezen hebben ook over gaan. David, de grote koning van Israel,
hij die zelfs een man volgens Gods hart genoemd wordt. Maar wat zeggen deze
verzen? God herinnert David aan de waarheid: “Ik heb
je achter de kudde vandaan gehaald om mijn volk Israël te leiden. Ik heb je bijgestaan in alles wat je ondernam, ik heb al je
vijanden voor je uitgeschakeld en ik heb je naam gevestigd als een van de
groten der aarde.” Ja, David was een grote koning, maar een koning die
niets gedaan zou hebben zonder de macht van God. Hij is een mens, en al zijn
succes heeft maar één Reden, maar één Oorzaak: God. David was een zondig mens.
Hij heeft bijvoorbeeld Psalm 51 geschreven, die in het latijn de miserere
genoemd wordt, en waar David toegeeft dat hij een zondaar is, en altijd al is
geweest.
Maar ook hebben we van
Gods belofte aan die zelfde David gelezen: “Jou stel ik in het vooruitzicht dat
je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en je troon nooit zal wankelen.” De Heer
belooft dat de troon en het koninkrijk voor eeuwig zullen bestaan. Waarom?
Omdat David nou zo goed en heilig is? Nee! Alleen door Gods genade.
Al neemt Hij het idee van David, om een
tempel te bouwen, niet aan, toch belooft God aan David een eeuwig koningshuis.
De vervulling van dit Woord van God, met basis op de belofte van God aan de
aartsvaders, wordt waar in Jezus Christus, de grootste Nakomeling van David. Al
kort na David begint men deze belofte als messiaans te zien (Is. 9:7; Jr.
33;14-26; Mi. 5:1-5). En zelfs al is Israel en het huis van David ontrouw aan
de Heer, toch faalt het Woord van de Heer niet. Dat wordt herdacht in Psalm 89,
als de psalmschrijver zegt: “Ik heb met mijn uitverkorene een verbond gesloten, aan mijn dienaar
David gezworen: Uw dynastie zal ik voor eeuwig vestigen, uw troon in stand
houden, geslacht na geslacht.”
En kijk nu naar hoe de
engel Maria benadert: “Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.” En even later hetzelfde idee: “Wees
niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken”.Door genade (en dus niet om iets in
Maria zelf, zoals de katholieken zeggen) wordt Maria uitgekozen om moeder te
zijn van Jezus. Ze is begenadigd, ze ontvangt een gunst van God, Hij heeft haar
uitverkoren in Zijn plan.
God heeft steeds meer van
Zichzelf laten zien tijdens het Oude Testament. Dat is heel duidelijk in de
verbonden van God met zijn volk. Tot het op dit punt uitkomt op het moment dat
God zelf op aarde komt, de Koning is aangekomen, op een ongelofelijke,
verassende manier.
Niet voor niets begint
Maria, als ze begrijpt om Wie het hier gaat, spontaan een loflied te zingen,
wat later bekent zou worden als het Magnificat, wat het eerste woord van het
lied in het Latijn is. Het gezang lijkt erg op het lied van Hanna, in 1 Samuel
2:1-10. Aan het eind van het lied komt ze uit op het feit dat de geboorte van
deze Zoon de vervulling van het verbond van God met Abraham is. Paulus herhaalt
dit later in zijn brief aan de Galaten: “Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad.
Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en
aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus.”
Laten we het ware centrum
van het Woord van God herinneren: Christus, waar we de geboorte van volgende
week zondag zullen overdenken. Tot dan wachten we af!