We zijn al bij de derde
advent zondag, en voor deze zondag stonden er enkele interessante teksten op de
kalender:
“De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat
de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te
brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor
gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der
gevangenis;
|
om uit te roepen een jaar
van het welbehagen des HEREN en een dag der wrake van onze God; om alle
treurenden te troosten,
|
om over de treurenden van
Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as,
vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende
geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des
HEREN, tot zijn verheerlijking.
|
Zij zullen de overoude
puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de
steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van
geslacht op geslacht.” (Jesaja 61:1-4)
|
“Want
Ik, de HERE, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof, Ik zal hun stipt
hun loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten.
|
En hun nageslacht zal onder
de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden der natiën; allen
die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de HERE
gezegend heeft.
|
Ik verblijd mij zeer in de HERE,
mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des
heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een
bruidegom, die zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een
bruid, die zich met haar versierselen tooit.
|
Want zoals de aarde haar
gewas voortbrengt en een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here HERE
gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor het oog van alle volken.” (Jesaja 61:8-11)
|
Toen de HERE de gevangenen
van Sion deed wederkeren,
waren wij als degenen die
dromen.
Toen werd onze mond vervuld
met lachen,
onze tong met gejuich.
Toen zeide men onder de
heidenen:
De HERE heeft grote dingen
bij hen gedaan!
De HERE heeft grote dingen
bij ons gedaan,
wij waren verheugd.
HERE, wend ons lot
als beken in het Zuiderland.
Wie met tranen zaaien,
zullen met gejuich maaien.
Hij gaat al wenende voort,
die de zaadbuidel draagt;
voorzeker zal hij komen met
gejuich,
dragende zijn schoven. (Psalm 126)
|
“Verblijdt
u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil
Gods in Christus Jezus ten opzichte van u. Dooft de Geest niet uit, veracht de
profetieën niet, maar toetst alles en behoudt het goede. Onthoudt u van alle
soort van kwaad. En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel
uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus
blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw;
Hij zal het ook doen.” (1
Tessalonicenzen 5:16-24)
“Er
trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; deze
kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven
zouden. Hij was het licht niet, maar was om te getuigen
van het licht.” (Johannes 1:6-8)
“En dit
was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en
Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? En hij beleed en
ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. En zij vroegen hem:
Wat dan? Zijt gij Elia? En hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En
hij antwoordde: Neen. Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? Wij moeten toch
antwoord geven aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? Hij
zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des
Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft. En er waren sommigen
afgezonden uit de Farizeeën. En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt
gij dan, indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? Johannes
antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie
gij niet weet, Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben los
te maken. Dit geschiedde te Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.”
(Johannes
1:19-28)
Johannes en Jezus,
dankzij hun boodschap die zich schokte met de traditionele religie van de Israëlieten,
moesten beiden de vraag horen van de religieuze autoriteiten en ook van het
volk: “Wie bent u?” (Johannes 1:19), “Wie is deze man?” (Mat. 21.10).
Het is
interessant hoe de introductie van het evangelie van Mattheus over de
identiteit van deze twee mannen gaat. Al gaat het vooral over de vleeswording
van het Woord, spreekt de tekst al gauw over Johannes de Doper en zijn missie:
Johannes is “van God gezonden” en is gekomen “als getuige om te getuigen van
het licht.” (Joh. 1:6-8).
Aangetrokken door zijn boodschap, kwamen er vele mensen
naar Johannes luisteren, uit Judea, maar ook uit Jeruzalem en zelfs uit andere landen.
De religieuze leiders in Jeruzalem hoorden hiervan en waren bezorgd, want de
gelovigen gingen nu allemaal achter Johannes aan, wat niet goed was voor de
reputatie en voorrechten van deze mannen, Dus stuurden ze mannen om polshoogte
te nemen, om Johannes uit te vragen. Later zouden ze hetzelfde met Heer Jezus doen. (Mc. 7.1).
Als antwoord aan degene die hem uit vraagde, weigert
Johannes zichzelf een messiaans karakter te geven, maar identificeert zich als
degene die Hem voor zou gaan, als Jesaja gezegt had (Js. 40.3). Hij zegt dat
zijn doop zal worden vervult door iemand “van wie gij niet weer... die na mij
komt.”
Johannes erkent wie hij is en wie hij niet is. Hij erkent dat hij niet
het centrum van alles is, maar dat er Iemand is die veel groter dan hem is, die zowel de oorzaak als
het doel van zijn werk is.
De woorden van Johannes worden door Jezus vervuld, als
deze zich, aan het begin van zijn werk, laat zien als degene die de Geest heeft
(Mt. 3:13-17, Mc. 1.9-11, Lc. 3:21-22, Jo. 1:29-34), en die het goede nieuws
aan de armen doorgeeft, de gevangen vrijlating geeft, en de gerechtigheid op
doet komen (Js. 61, Lc. 4). Hij is degene die ons, als gevangenen doet
wederkeren en onze mond vervult met lachen (Psalm 126). Zijn Geest geeft ons
vreugde, maakt ons bidden, geeft ons liefde in dankbaarheid (1 Ts. 5).
De Advent is de tijd om te erkennen wie Jezus is. De tijd
om te erkennen dat Hij de Messias, de Koning, de Heer, het Centrum, Alles is in
de schepping en in de verlossing. De
tijd om onze identiteit te erkennen, te zien dat we niet het centrum van de
wereld zijn, en niet mogen zijn ook. De
tijd om te erkennen dat als het niet van Hem, door Hem en voor Hem is, het
niets waard is. De tijd om uit te rusten in het feit dat hij de geliefde Zoon
is, en dat we alleen in Hem onze werkelijke identiteit, roeping en hoop hebben.
Hij is de Bron waar we uit komen, de Rivier waarin we stromen, en de Zee waarin
we uiteindelijk aankomen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten